Monumenten

Ter Wadding

Leidseweg 557
Het huidige huis van de buitenplaats Ter Wadding is in 1770 gebouwd in Lodewijk XV-stijl, maar de buitenplaats was al bijna een eeuw eerder ontstaan. In 1687 was hier al een landhuis met een tuinmanswoning en een tuinaanleg. De eigenaar was de Leidse koopman Johannes Minne. De formele tuinaanleg uit die tijd is vervangen door een park in vroege landschapsstijl, nu nog aanwezig. De naam ter Wadding gaat nog veel verder terug, in ieder geval tot 866 en duidt mogelijk een doorwaadbare plek in de Rijn aan.


Bron: https://www.oudgroenenleefbaarvoorschoten.nl/wp-content/uploads/2019/08/Park-Ter-Wadding.pdf

Kasteel Duivenvoorde, huis

Laan van Duivenvoorde 4
In de 18de eeuw werd het interieur van Kasteel Duivenvoorde gemoderniseerd, onder andere met de Grote Zaal in Lodewijk XIV-stijl, maar de geschiedenis van het kasteel gaat terug tot 1226. Daarmee is Duivenvoorde een van de oudste kastelen van Zuid-Holland. Zowel het park als het kasteel zijn te bezoeken.

Korenmolen “de Oranjeboom”

In 1645 werd, ter vervanging van de ouden korenmolen aan de Veurseweg bij kasteel Roucoop, aan de Vliet, bij de Kerksloot een nieuwe molen gebouwd. Door de gunstige ligging was de aanvoer van graan verzekerd. Maar ook was hier ook de opstapplaats van de trekschuit en een afgiftepunt voor post en pakketjes voor de inwoners van het dorp. De molenaar diende wel de aanlegsteiger te onderhouden.

In 1739 werd de molen na verkoop aan Michiel van Hoorn uit Leiden, opnieuw opgebouwd als stenen grondzeiler. Het was Van Hoorn die vermoedelijk de naam aan de molen heeft gegeven. Met de naam Oranjeboom wilde hij politieke kleur bekennen, aanhanger van de stadhouders, de Oranjes. In 1796 kreeg de toenmalige molenaar toestemming om een tapperij te houden waar bier en sterke drank mocht worden geschonken. Bij het complex van de molen hoorden ook een woonhuis uit 1801, een boerderij, een wagenhuis en een paardenstalling. In 1940 is de korenmolen afgebroken, maar de steen met de naam Oranjeboom is behouden, ingemetseld in de zijmuur van het flatgebouw op de hoek van de Oranjeboomstraat. De tekst luidt:

ORANYE BOOM IS MYN NAAM

OM KOOREN TE BREKEN BEN IK BEKWAAM

ANO 1739


Bron:
 https://www.molendatabase.org/molendb.php?step=details&nummer=577

VS VS00362

Personen

Jan Gerrit van Wassenaer (1672-1723)

Jan Gerrit van Wassenaer (1672-1723) was de jongere broer van Arent XI van Wassenaer, die in 1707 eigenaar werd van landgoed Duivenvoorde. Jan Gerrit was Admiraal van de Staten van Holland en West-Friesland, luitenant-admiraal van de admiraliteit van Amsterdam en tevens hoogheemraad van Rijnland. In 1707 verwierf hij kasteel Rosenburg, dat hij vanaf 1721 door de vermaarde architect Daniel Marot liet verbouwen in Lodewijk XIV-stijl, met daarbij een veel geprezen formele tuin. Nadat in 1728 Jacob Jan als enige zoon en erfgenaam overleed, is door diens erfopvolgers alles weer met de grond gelijk gemaakt.

Jan Gerrit was een echte Bourgondiër die hield van zeer uitgebreide maaltijden, zoals destijds vaak in de kringen van de elite gebruikelijk was. Tijdens zijn laatste maaltijd stonden onder andere kalfssoep, gekookt schapenvlees, zwezerik, flinke porties eend, gebraden leeuweriken en appelcompote op het menu. Dat alles werd begeleid door Moezelwijn. De gevolgen van de laatste maaltijd werden Jan Gerrit fataal. De destijds wereldberoemde arts Herman Boerhave uit Leiden deed nog een poging om Jan Gerrit te redden, maar dat mocht niet baten. Boerhave heeft de doodsoorzaak van Jan Gerrit van Wassenaer beschreven als het syndroom van Boerhave en dit is nog steeds bekend in de medische literatuur.

Tschr. Theodorus Netscher, ged. 1723 (Collectie Stichting Duivenvoorde, inr.nr. DVS00029)

Dirk Kuipers (1733–1796)

De 18de-eeuwse, uit Dordrecht afkomstige kunstschilder en dichter, Dirk woonde van 1763 tot eind 1768 in Voorschoten. Hij maakte toen zijn nu nog meest bekende schilderijen. Ze zijn te bewonderen in Kasteel Duivenvoorde en het Baljuwhuis. Naast het schilderen van behangsels en schouwstukken, maakte Kuipers gewassen pentekeningen van landschappen; sommige daarvan zijn uitgegeven als prent.

Na in zijn geboortestad in de leer te zijn geweest bij Joris Ponse, ontwikkelde Kuipers in Den Haag zijn schilderstalent onder leiding van zijn stadsgenoot Aert Schouwman. In 1760 verwierf hij zijn meestertitel en werd lid van het Haagse schildersgenootschap Pictura. Van 1763 tot eind 1768 woonde hij het met zijn echtgenote, Appolonia van den Blijk, aan de noordrand van het dorp (ter hoogte van de Bachlaan). Al in 1764-‘65 kreeg hij een belangrijke opdracht om behangsels te schilderen in wat nu bekend staat als de curatorenkamer van het Leidse grachtenpand, Rapenburg 67.

Kuipers wist zich een maatschappelijke positie te verwerven als lid van de kerkenraad en schepen van het ambacht Voorschoten. Daarmee had hij toegang tot de culturele elite van het dorp en getuige zijn Leidse opdracht, ook daarbuiten. Met de secretaris van Voorschoten, François Pieter de Bas (1735-1814), die hij als sinds 1759 kende, deelde Kuipers zijn belangstelling voor de dichtkunst. Vermoedelijk via hem, kwam Kuipers in contact met Adrianus Boers en zijn familie. In 1768 kreeg Kuipers de opdracht voor het schilderen van een schouwstuk in het Baljuwhuis (Voorstraat 14). Het is het enige schilderij, dat ook gesigneerd is door zijn echtgenote. Zij schilderde vermoedelijk enkele figuren. Het jaar daarop realiseerde Kuipers voor de Ambachtsheer op kasteel Duivenvoorde, een schouwstuk, dat net als het schouwstuk in het Baljuwhuis, nog op zijn oorspronkelijke plaats hangt. Mogelijk vervaardigde Kuipers rond die tijd ook de beschilderde behangsels in de mooie kamer van Voorstraat 11.

Na het overlijden van Appolonia in 1771 ging bergafwaarts met Dirk. Zijn laatste bekende gedateerde werk stamt uit 1776. Hij raakte aan de drank en keerde na enkele omzwervingen terug in Dordrecht. Daar bracht hij het merendeel van de tijd door in een krankzinnigen- en verbeterhuis (het huidige Dordrechts Museum). Uiteindelijk trok hij met zijn tweede vrouw naar Zwijndrecht, waar Kuipers overleed.

Bronnen:

Lunsingh Scheurleer, Th.H, C.W. Fock en A.J. van Dissel, Het Rapenburg, geschiedenis van een Leidse gracht, Leiden 1986-1992, dl.VI, p. 563-570.

P. Breman,Dirk Kuipers (1733-1796), onverbeterlijk kunstenaar; in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman (jaargang 21, 1998).

R. Leenvaar, Portret van Dirk Kuipers (regionaal archief Dordrecht) (augustus 2017)

https://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/dirk-kuipers/

François Pieter de Bas (1735-1813)

François Pieter de Bas (1736-1813) was behalve secretaris van Voorschoten, een vooruitstrevend en kunstminnend mens. Afkomstig uit een Haags-Delftse regentenfamilie, werd hij net als zijn vader notaris; een functie die hij tussen 1764 en 1812 uitoefende.

François Pieter trouwde in 1757 met Jacoba Maria Suurmondt (1736- ca 1772). Haar vader was Willem Suurmondt (ca. 1690/95- 1770) eveneens notaris, maar ook secretaris van Voorschoten en Veur en plaatsvervanger van baljuw Adrianus Boers. De Bas stond zijn schoonvader terzijde als adjunct secretaris en volgde hem na zijn overlijden in 1770 op. Ook betrok het echtpaar zijn woning, Voorstraat 36. De Bas bleef tot de ontwenteling van 1785 secretaris. Door zijn functies was hij samen met baljuw Boers een invloedrijk persoon in het dorp en betrokken bij veel belangrijke transacties.

Niet alleen bestuurlijk, maar ook cultureel was De Bas actief. Deze combinatie in activiteiten deelde De Bas met vele andere 18de-eeuwse regenten, die weliswaar veel officiële functies hadden, maar niet allemaal even zwaar. Die culturele interesse van de dikwijls zeer ervaren bestuurders uitte zich in de vele genootschappen en verenigingen die werden opgericht met als doel de kunsten, dan wel de wetenschappen te dienen. De Bas was lid van het Leidse genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’ (andere leden: Willem Bilderdijk, Rhijnvis Feith en A.C.W. Staring) en van het eveneens kunstlievende genootschap Studium Scientiarum Genitrix (oefening is de moeder van de wetenschap) met vestigingen in Leiden en Rotterdam. In dat laatste genootschap kon De Bas zijn poëtische talenten etaleren. De Bas was bevriend met de kunstenaar Dirk Kuipers, die hij vanuit zijn hoge ambtelijke positie aan opdrachten hielp, waaronder een portret van Adrianus Boers.

Tenslotte was De Bas ook lid van het Amsterdamse Genootschap ter bevordering van de Landbouw. In die hoedanigheid hield hij zich bezig met de duinontginningen en innovatieve verbeteringen in de agrarische sector. Zijn activiteiten op dat gebied leverden hem zelfs een ereprijs op, een gouden medaille.

Bronnen:

open archieven

Het taal- en dichtlievend genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’ te Leiden, 1766-1800

Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 11

Francois de Bas, Voorschoten

Francois de Bas, genootschap Leiden

Francois de Bas, Voorschoten