HOME

regenten

en vorsten

1600-1700

Introductie

Het ontstaan van een
zelfstandig Voorschoten

Ambachtsheerlijkheid

Ambachts- en Baljuwhuis

De Trekvaart

De opkomst van de buitenplaatsen en de buitenplaatsencultuur

 

 

Het dubbelpand van Ambachts- en Baljuwhuis diende vanaf 1635 als rechtbank en als gemeentehuis. In het Baljuwhuis sprak de baljuw-schout recht en in het Ambachtshuis werd vergaderd. In de 19de eeuw vergaderde de gemeente op diverse andere locaties, onder andere in het Wapen van Voorschoten, totdat in 1926 het huidige gemeentehuis werd betrokken. Recht wordt al langer niet meer in Voorschoten gesproken. In de jaren ’80 van de 20ste eeuw is het complex gerestaureerd.

 

Het Ambachtshuis

In 1615 kocht Johan van Wassenaer van Duvenvoirde de heerlijkheid Voorschoten, waardoor vanaf dat moment in zijn naam recht werd gesproken. Aanvankelijk deed de herberg van de baljuw-schout van Voorschoten, nu het Wapen van Voorschoten, tot 1635 dienst als plaats voor het lokaal bestuur en rechtspraak. Maar omdat de rechtspraak sinds 1570 steeds verder was geprofessionaliseerd, liet Johan van Wassesaer in 1635 naast het Wapen op een ’ledigh erf’  een Regthuys of Ambachtshuis bouwen.

  • Lees verder

     

    Het besluit om een officieel rechthuis te bouwen, zal ook wel te maken gehad hebben met de luidruchtige klandizie van de herberg.

      
     Het nieuwe pand met trapgevel stak in de Voorstraat boven alles uit en onderstreepte zo de (rechts)macht van de ambachtsheer. De kosten van de bouw werden deels door de drinkers betaald, want Voorschoten kreeg van de Staten van Holland toestemming om belasting te heffen op bier en wijn. Op de dubbele trap aan de voorgevel werden de besluiten van het ambachtsbestuur en de verordeningen van de ambachtsheer voorgelezen door de gerechtsbode. Via dezelfde trap kwam men in de Raadkamer waar het bestuur vergaderde en de rechtszittingen werden gehouden. Beneden was een waag waar gewichten werden geijkt en een gevang. Voor het Ambachtshuis stond een schandpaal.

       
    In 1795 verloor het Ambachtshuis als overblijfsel van ’de oude regentenkliek’ zijn functie. Het gemeentebestuur vergaderde vanaf die tijd opnieuw in de oude herberg. In 1811 werd het Ambachtshuis een burgerwoning, vanaf 1870 bewoond door H. A. Steengracht, Heer van Duivenvoorde. Hij was die in 1912 het pand na liet aan de bevolking van Voorschoten. Sindsdien heeft het Ambachtshuis onderdak geboden aan diverse verenigingen, maar ook aan het stempellokaal voor werklozen, in de crisis van de jaren ‘30.

    • Het Baljuwhuis

       

      Kort nadat het Ambachtshuis in gebruik was genomen kocht Johan van Wassenaer het naastgelegen pand, liet het verbouwen en verkocht het ‘gebouw zonder voordeur’ in 1640 aan de nieuwe baljuw Chrispijn van Mierop. Via het Ambachtshuis had deze toegang tot zijn woning. In 1731 breidde de baljuw Daniel Poijntz het baljuwhuis uit met het pand op de hoek van de Bakkersteeg. De trapgevel werd vervangen door een 18de-eeuwse voorgevel. In 1855 werd het baljuwhuis eigendom van de Hervormde kerk van Voorschoten om onderdak te bieden aan particuliere scholen, aan officieren in ruste en aan een notaris. Aan het begin van de 20ste eeuw werd het pand een slagerij en kreeg de voorgevel een winkelraam en een voordeur. In 1964 verkocht de slager het Baljuwhuis aan de gemeente, waarna de 18de-eeuwse gevel hersteld werd.

    • Bronnen

       

      J.L. van der Gouw, ‘Het Ambachtshuis van Voorschoten’, in: Voorschoten Historische studiën, Den Haag 1971, blz. 197-200.

       

       A. Oosterbaan, ‘Zetels van het Voorschotense gemeentebestuur in de negentiende en twintigste eeuw’, in: Voorschoten Historische studiën, Den Haag 1971, blz. 201-215.

       

Ambachts- en Baljuwhuis

Canon van Voorschoten

Monumenten

Personen

Gebeurtenissen