Steden en staten

Kastelen in Voorschoten

boucoop

Het woord kasteel is afgeleid van het Latijnse ‘castellum’ dat fort of toevluchtsoord betekent. De oudste kastelen waren niet bedoeld om permanent in te wonen. De rondreizende eigenaren, de leenheren hieven hier de lokale belastingen, maar ook boden de versterkingen bescherming in tijden van gevaar. De eerste kastelen de zogenoemde ringwalburchten, een aarden wal met een omlopende gracht en bovenop een houten palissade of stenen muur. Later werden deze burchten van een woonruimte voorzien in de vorm van een houten of stenen toren. De burcht in Leiden is een voorbeeld van een grote ringwalburcht. Vanaf de 13de eeuw werden ringwalburchten vervangen door vierkante kastelen opgetrokken uit dikke bakstenen muren (zoals het Muiderslot en Loevestein).

De latere kastelen, meestal ook nog voorzien van een gracht, werden gebouwd voor riddermatige families om een belegering te kunnen weerstaan. Voorbeelden in Voorschoten zijn Ter Horst, Santhorst en Duivenvoorde. Ze waren in bezit van de Heren van Wassenaar en hun nakomelingen, die hier gronden in leen hadden van de Graaf van Holland. Weer later in de middeleeuwen lieten rijke burgers in Voorschoten eenvoudigere versterkte huizen bouwen met een omgrachting, zoals Ter Lips, Roucoop en Adegeest. Buiten de gracht was dikwijls een bijbehorende boerderij met moestuin en boomgaard.

De Starrenburg

De Starrenburg, het oudst bekende kasteel in Voorschoten, was waarschijnlijk een ringwalburcht. Het stond aan het eind van een laan, die nu de Wilgenlaan heet. De Starrenburg was bezit van het geslacht Van Voorschoten, dat al aan het begin van de 13de eeuw naar Schieland was verhuisd. De Starrenburg, dat in de Starrenburgerpolder lag, is vermoedelijk al in het begin van de 14de eeuw afgebroken.

Ter Horst was eigendom van het geslacht Van Wassenaer. Het wordt voor het eerst in 1258 genoemd als Dirk van Wassenaer er een oorkonde afgeeft. Het kasteel is gesticht op een hoger gelegen uitloper van een strandwal als versterkt mottekasteel. Dit kasteel is tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de periode tussen 1393 en 1420 tweemaal verwoest en voor zover bekend daarna nooit meer door de Van Wassenaers bewoond. Na het uitsterven van dit geslacht is Ter Horst in 1615 verkocht aan Pieter Gerritsz. van Ruytenburch. Zijn schoonzoon, Reynier Pauw verbouwde het kasteel rond 1631 tot landhuis in de stijl van de renaissance met een omringend park in formele stijl. Het landhuis werd in de volgende eeuw door de diverse eigenaren verfraaid. Buiten de omgrachting waren een ommuurde moestuin en diverse bouwwerken, waaronder de nog bestaande 18de-eeuwse orangerie met koetshuis en tuinmanswoning. Ter Horst werd in 1836 verkocht aan Prins Frederik der Nederlanden.

ter horst

Duivenvoorde is het enige nog bestaande kasteel in Voorschoten. Duivenvoorde werd waarschijnlijk omstreeks 1215 gebouwd als donjon en woontoren. Het was geen groot gebouw, ongeveer 10 bij 5 meter. Het is daarna verschillende keren verbouwd. Het had een aangebouwde traptoren en er liep een gracht omheen. De huidige vorm kreeg Duivenvoorde grotendeels in 1631. De eerste bewoner was Philips van Wassenaer, de tweede zoon van de stamvader van het geslacht van Wassenaer. Hij ging zich, zoals te doen gebruikelijk, naar zijn huis noemen en werd daarmee de stamvader van het geslacht Van Duvenvoirde. Vanuit Duivenvoorde is o.a. Santhorst gesticht.

duivenvoorde1647
Kasteel Duivenvoorde, foto van tekening Roelant Roghman, 1647, Gemeentearchief Wassenaar VS07019.

Rosenburgh wordt voor het eerst genoemd omstreeks 1282. In 1308 had Jan van Rosenburgh het kasteel in leen van zijn neef Dirk van Wassenaer. Mogelijk is ook dit kasteel tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten verwoest. Aan Rosenburgh waren de inkomsten van de tienden (belasting) van de Donk verbonden. Het landgoed werd na het uitsterven van het geslacht van Wassenaer in de eerste helft van de 17de eeuw verkocht. Na een ingrijpende modernisering in 1723, een ontwerp van Daniel Marot, werd het huis omstreeks 1730 alweer afgebroken. Een van de kasteelboerderijen (Rosenburghlaan 1) is bewaard gebleven.

Rosenburgh
Tekening van het kasteel Rosenburgh te Voorschoten (naar Abraham Rademaker ca. 1730). Collectie Erfgoed Leiden e.o. PV88330 https://creativecommons.org/publicdomain

Ter Lips dankt zijn naam vermoedelijk aan de in de 9e eeuw genoemde Lippinge in het register van de Maartenskerk. In 1368 wordt het in stukken van de grafelijke leenkamer van Holland aangeduid als een stuk land genaamd Lips. Pas in 1412 is sprake van een woning, Lips geheten, die door een zekere Dirk van Hoogstraat van de graaf in leen wordt gehouden. In 1499 wordt Ter Lips gekocht door Jacob van Wijngaarden. Ter Lips is in 1744 afgebroken.

ter lips
Tekening van het kasteel Rosenburgh te Voorschoten (naar Abraham Rademaker ca. 1730). Collectie Erfgoed Leiden e.o. PV88330 https://creativecommons.org/publicdomain

Roucoop, ook wel Huis te Middelgeest, wordt voor het eerst in 1468 genoemd toen Dirk Pietersz van den Bosch eigenaar was. De oudste afbeelding uit de 17de eeuw laat een middeleeuws versterkt huis zien, dat gezien de grote ramen al enigszins gemoderniseerd is. Vanaf de 17de eeuw ontwikkelde Roucoop zicht tot een buitenplaats met een formele tuinaanleg, lanen, vijvers, boomgaarden en moestuinen, tot aan de Vliet. Eigenaren waren leden van de Leidse regentenfamilie Cuaneus (1667-1809). De familie liet uiteindelijk het buiten en de omringende boerderijen veilen, waarna het buiten omstreeks 1820 afgebroken werd. Wel is een van de kasteelboerderijen nog bewaard gebleven, Essenlaan 3-7 (Oud Woelwijck), net als een deel van de slotgracht en de vaarsloot richting Vliet. Na de afbraak van het oude kasteel was hier nog enige tijd een nieuw, kleiner landhuis ‘Klein Roucoop’, maar ook dat pand, een rijksmonument is gesloopt, in 1975.

boucoop

Adegeest zou volgens een 17de-eeuwse kroniek in 1222 in bezit zijn geweest van Dirk van Wassenaer. Er zijn echter geen archiefbronnen die dit kunnen bevestigen. De oudste vermelding van Adegeest dateert uit 1395 als Dirk van den Bosch het in bezit heeft en in leen opdraagt aan de Graaf van Holland. In de 16de eeuw is Adegeest al niet meer dan een bouwmanswoning in bezit van het geslacht Van Leeuwen. Er zijn wel 17de-eeuwse afbeeldingen bekend die het Adegeest kasteel weergeven maar die zijn aan de fantasie ontsproten. In de tweede helft van de 18de eeuw was Adegeest een buitenplaats met een vroeg landschappelijk park en uitgebreide moestuinen. Ongeveer een eeuw later werd het huis terug gebracht tot kleinere proporties en viel het terug op agrarisch gebruik, een boerderij nu Bachlaan 20 en 22.

adegeest 1740
Hendrik de Winter, ca. 1740 P301_1N009 Topografie van Nederland, UB Leiden.

 

J. Stöver, Kastelen en buitenplaatsen in Zuid-Holland, Zwolle 2001.

 C. Scheffer, J. Koopstra, J. Veltman, Sporen in het Landschap; Een speurtocht naar oude buitens in het gebied van Voorschoten; Een uitgave van Leefbaar Voorschoten t.g.v. Open Monumentendag 2008.

P.S.C. van der Plas, Het geslacht Van Voorschoten, later geheten Van Cralingen: opkomst, bloei en neergang, De Nederlandsche Leeuw 2013, 19-49.

P.S.C. van der Plas, “Op zoek naar de Voorschotense Starrenburg””, Leids Jaarboekje 2017, 93-106.

H. M. Brokken, ed., ‘Heren van stand. Van Wassenaer 1200-2000’. Achthonderd jaar Nederlandse adelsgeschiedenis, Zoetermeer 2001.