In de voorhal van kasteel Duivenvoorde zijn twee stenen met Romeinse inscripties ingemetseld. De stenen zijn gevonden in de 16e eeuw. In de 17e eeuw kocht Jacob van Wassenaer (1649-1707), heer van Duivenvoorde ze aan. De inscripties dateren van omstreeks 200 na Chr. In de tekst worden de Romeinse keizers Septimius Severus (145-211 na Chr.) en zijn zoon Caracalla (188-217 na Chr.) genoemd als opdrachtgever voor een bouwwerk.
Inscriptie 1: herbouw van een wapenmagazijn
Uit de eerste steen (196-198 na Chr.) blijkt dat Septimius Severus opdracht gaf voor de herbouw van een ingestorte wapenopslagplaats (armamentarium), die in gebruik was bij een eenheid van vrijwilligers van het Romeinse leger. De steen is in 1502 gevonden tijdens het omspitten van een stuk grond bij het klooster Roomburg te Leiden en zal vermoedelijk afkomstig zijn uit het Romeinse fort Matilo, vlakbij. Op de keerzijde van de steen staat een oudere inscriptie. In deze tekst, die dateert tussen 103- en 111 na Christus, wordt Keizer Trajanus genoemd. Hierbij blijkt dat sprake is van een herbruikte steen, een veel voorkomend verschijnsel in deze periode.
De inscriptie is als volgt te lezen:
IMP(erator) CAES(ar) L(ucius) SEPTIMIUS SEVERUS AUG(ustus) ET M(arcus) AURELIUS ANTONINUS CAES(ar) COH(orti) XV VOL(untariorum) ARMAMENTARIUM VETUSTATE CONLABSUM RESTITUERUNT SUB VAL(erio) PUDENTE LEG(ato) AUGUSTI PR(o) PR(aetore) CURANTE CAECIL(io) BATONE PRAE(posito)
Vertaling: Imperator (veldheer) Caesar Lucius Septimius Severus Augustus en Marcus Aurelius Antoninus (=Caracalla) hebben voor de 15e Cohors van Vrijwilligers het wapenmagazijn, dat door ouderdom in elkaar was gestort, hersteld, in de tijd waarin Valerius Pudens gouveneur was (van de Provincie Neder-Germanië). Voor de uitvoering van het werk heeft Caecilius Bato, plaatsvervangend commandant (van de cohors) zorg gedragen.
Inscriptie 2: het eerste legioen
Op de tweede steen (205 na Chr.) wordt verteld dat een (vermoedelijk stenen) gebouw is uitgevoerd door de soldaten van het 1ste legioen, genoemd naar de Romeinse godin Minerva. De steen zou gevonden zijn langs de kust in de buurt van Scheveningen.
De inscriptie is als volgt te lezen:
[imp(erator) caes(ar) l(ucius) sept(imius) (s)]EVERUS PIUS PERT(inax) A(ugustus)…PONT(ifex) MAX(imus) TRIB(unicia) POT(estate) XIII ET IMP(erator) CAES(ar) M(arcus) AUREL(ius) A(ntoninus) PIUS Au(gustus) PONT(ifex) MAX(imus) TRIB(unicia) POT(estate) VIII P(er) MILIT(es) LEG(ionis) I M(inerviae) P(iae) F(idelis) Q(uintus) V(enedio) RU(fo)
Vertaling: Imperator (veldheer) Caesar Lucius Septimius Severus (met de erenamen) Pius, Pertinax, Augustus, … opperpriester, voor de dertiende maal volkstribuun, en Imperator (veldheer) Marcus Aurelius Antoninus (=Caracalla) (met de erenamen) Pius, Pertinax, Augustus, opperpriester, voor de achtste maal volkstribuun, hebben door soldaten van het eerste Minervische Legioen (met de erenamen) Pia (en) Fidelis (laten bouwen) in de tijd waarin Quintus Venedius Rufus (gouveneur was van de Provincie Neder-Germanië).
Bronnen
J.E. Bogaers, 1976: Weg met Schonollen, in: Westerheem 25, 229-240.
A. de Vries (red.), 2010: Duivenvoorde. Bewoners, landgoed, kasteel, interieur en collectie, Zwolle, 26.
Romeinse steen met inscriptie uit de regeringsperiode van Septimius Severus en Caracalla (196-198 na Chr.). Deze is ingemetseld in de voorhal van kasteel Duivenvoorde. Uit: De Vries 2010, p. 26.
Romeinse steen met inscriptie uit de regeringsperiode van Septimius Severus en Caracalla (205 na Chr.), ingemetseld in de voorhal van kasteel Duivenvoorde. Uit: De Vries 2010, p. 26.